Project IJsselcentrale

Gerealiseerd door: Paul Busscher, Anne Haverkamp, Rudi Bettman en Ben Vreeman nog steeds in uitvoering.

1. Model van IJsselcentrale Hengelo op de baan van de Twentse Modelspoorwegclub

De IJsselcentrale is het grootste en hoogste gebouwencomplex op de clubbaan. 
Er wordt sinds 2020 aan gebouwd door een wisselende groep clubleden. Ook in 2024 wordt dit stuk van de baan nog verder uitgebreid en verfraaid.

Gebouwen

De ketelhuizen en koeltorens van de IJsselcentrale 
[Foto Olaf Wevers]

De gebouwen van de IJsselcentrale zijn allemaal van mdf, met opgeplakte prints van bakstenen en in acrylplaat ingekraste ramen. Ze werden gebouwd door Rudi Bettman en Paul Busschers.Koeltorens
De koeltorens zijn door Anne Haverkamp gemaakt uit op elkaar geplakte, schuin uitgesneden schijven polystyreen van 2 cm dik. Die zijn daarna gestukadoord en geschuurd om de juiste vorm te krijgen. Vanwege plaatsgebrek zijn alleen de grootste 3 van de 5 koeltorens geplaatst. En niet op schaal 1: 87, zoals de rest van de clubbaan. 

Ze zouden dan 70-75 cm hoog worden en dat werd als te prominent aanwezig gezien. Ze zijn daarom 50 cm hoog gemaakt. 
De koeltorens zijn binnenin voorzien van ultrasone luchtbevochtigers, zodat er stoom uit de torens lijkt te komen.

Kolentip
Zoals bij de geschiedenis van het complex al is verteld, werden de kolenwagons gelost in een zoge­naamde kolentip. De tip op de clubbaan is gebouwd door Rudi Bettman uit losse messing profielen. Hij bestaat uit een kiepinstallatie, een ont­koppelingsrail en een buffer, allemaal aangedreven door een servomotor.

Het tippen van de kolen

Kolenkraan en kolendepot
De kolenkraan is gemaakt door Paul Busscher uit onderdelen van een bouwpakket van de Amerikaanse firma Walthers. 
Aan de kant van de IJsselcentrale draait de kraan op een opvangsilo. Het andere einde van de kraan met de twee poten, wordt heen en weer getrokken door een nylon visdraad, die in een sleuf in het halfcirkelvormige muurtje loopt. Aan beide einden van het muurtje zit een micromotor om de draad heen en weer te trekken en zo de kraan aan te drijven. Deze aandrijving is het werk van Anne Haverkamp.

De kolenbunker, met kolentip, – silo en -kraan 
[Fotograaf onbekend]      

Van zijn hand is ook de constructie en voeding van de loopkat van de kraan. Aan beide einden van de brug zit weer een motor, voor het bewegen van de loopkat, voor het hijsen en laten zakken, en voor het openen en sluiten van de grijper.

De grijper gemaakt door Ben Vreeman.  
[
Foto Willem Jager]     

We wilden geen gebruik maken van een elektromagnetische grijper, vanwege de storende voedingsdraden en het onwerkelijke snel sluiten en openen. Ons alternatief werd – na eindeloze experimenten – bedacht en gebouwd door Ben Vreeman. 
De grijper is geëtst uit dun messing. Hij wordt aan twee kanten aan dunne nylon draadjes omhoog en omlaag bewogen. In het midden zit een derde draadje, dat ervoor zorgt dat de grijper open en dicht kan. Vermoedelijk is zoiets nooit eerder gemaakt op h0-schaal.   


2. Technische details in de IJsselcentrale op de baan van de Twentse Modelspoorwegclub

Koeltorens

De drie koeltorens van onze IJsselcentrale   [Foto Willem Jager]

Zoals op de website al is beschreven, zijn de koeltorens door Anne Haverkamp gemaakt uit op elkaar geplakte schijven polystyreen van 2 cm dik. Die zijn met behulp van een mal met een gloeidraad schuin uitgesneden, en daarna gestukadoord en geschuurd om de juiste vorm te krijgen.  

De ringen aan de buitenkant zijn aangebracht, door ze op een draaibaar plateau (van Ikea) te ze en, en dan met een potlood aan een latje de horizontale strepen te tekenen. Het zijn er 50 per toren. Alle stroken hebben net iets andere kleuren, om de suggestie van verschillende stroken beton te krijgen.  

* Onze kolenwagons zijn zo aangepast, dat de achterkleppen vanzelf opengaan, als de voorkant omhoog getild wordt. 

Kolentip

De kolentip is in feite een soort ophaalbrug. Een kolenwagon rijdt de tip op en wordt dan ontkoppeld. Vervolgens komt achter de wagon een pennetje omhoog, om te voorkomen dat hij wegrijdt, als één kant van de tip omhoog komt. 

Door het kantelen van de tip schuift de lading naar de achterkant van de wagon en valt dan door de kleppen naar buiten*door een sleuf onder de tip. De steenkool wordt opgevangen in een bak onder de baan. Tip en buffer worden beide aangedreven door een servomotor. 

Kolenkraan

Zoals al eerder is vermeld, is de kolenkraan door Paul Busschers gemaakt op basis van een bestaand bouwpakket van een kadekraan van de Amerikaanse firma Walthers (voor de liefhebbers Artikel #933-2906). 

Het originele bouwpakket Walthers (boven) en onze versie van de kraan (onder) 

De kraan is echter verregaand aangepast.  Op onze baan staat hij aan één kant op een opvangsilo. Dit is meteen het draaipunt van de kraan. Verder zijn de uiteinden – anders dan bij Walthers – gelijk gemaakt, met aan beide kanten een geknikte ‘neus’.


De aandrijving van de kolenkraan, op de baan en schematisch in een tekening [Foto en tekening Willem Jager]

Om de kraan ook daadwerkelijk te laten draaien was nog een puzzel. Een simpele oplossing zou zijn geweest, om een as te maken bij het draaipunt. Maar dat kon niet vanwege de silo. Bovendien hadden we ons ten doel gesteld, dat de kraan snel van de baan gehaald moest kunnen worden in geval van storing of onderhoud. Anne Haverkamp hee hiervoor het volgende bedacht.  

Het uiteinde van de kraan loopt over een rail op een ‘muurtje’ van watervast multiplex. Het hout is met behulp van een mal met stoom uit een stoomstrijkijzer in de juiste straal gebogen.  In dit latje zit boven en onder een zaagsnede. Door die sleuf wordt met een nylon draad een stukje perspex getrokken, dat de kraan over de rails trekt. Aan beide einden van het muurtje zit een micromotor om de draad heen en weer te bewegen en zo de kraan aan te drijven. Tevens zit er aan het eind van de rails een ‘stop’ met microswitch, om de kraan af te schakelen en om te polen, zodat er geen ongelukken kunnen gebeuren. 

Loopkat en grijper

Een andere uitdaging was de loopkat van de kraan, waar de grijper en de cabine van de machinist aan zijn bevestigd. De loopkat zit vast aan een dunne messing plaat, die tussen twee messing profielen in de kraan heen en 

weer kan schuiven. De loopkat wordt ook weer aangedreven door een visdraad, met aan weerszijden van de brug een micro servomotor met microswitch. 

De loopkat van de kolenkraan [Foto Willem Jager] 

Aan de loopkat is een plastic stripje bevestigd waar 8 voedingsdraden op zijn gelijmd voor de voeding van de servomotor van de grijper, de motor voor het hijsen en de cabineverlichting.  De grijper onder de loopkat wordt ook bediend door een servomotor. Ook hier zitten weer de nodige beveiligingen in, zodat de sterke servomotor niet alles kapot kan trekken als de grijper te hoog komt. De motor stopt ook op het moment dat de geopende grijper op de kolenhoop terechtkomt. Dit om te voorkomen dat de hijs- en trekdraden verder afwikkelen. 


3. Korte geschiedenis van de IJsselcentrale in Hengelo 

Willem Jager en Anne Haverkamp 

De eerste TCS centrale (1926) aan de Bornschestraat 7 in 

Hengelo. [Bron foto: gedenkboek NS 1927]

Gaslantaarns

Tot ongeveer 1900 werd Hengelo ’s avonds verlicht door gas- en petroleumlampen en kaarsen. Daar kwam verandering in door de oprichting van een particulier energiebedrijf, het Twentsch Centraal Station voor Electrische Stroomlevering (TCS). Dit moest niet alleen Hengelo, maar meteen heel Twente van stroom gaan voorzien. 

In de begin tjjd was elektriciteit alleen voorbehouden aan de bovenlaag van de samenleving. Maar na de eerste wereldoorlog nam de vraag naar stroom toe. Daarom werd in oktober 1920 op de Hengelose weide begonnen met de bouw van een nieuwe centrale voor de TCS. De locatie, direct naast de spoorlijn Hengelo-Borne, was speciaal gekozen voor de snelle en goedkope aanvoer van steenkool, de brandstof voor de elektriciteitsproductie In 1921 werd al de eerste stroom geleverd; in 1922 was de nieuwbouw klaar. 

Houten kooltorens

Bij de bouw van de nieuwe centrale verscheen ook de eerste koeltoren. Deze was van hout. Uiteindelijk zouden er vier houten koeltorens 

gebouwd worden. Nog voor de oorlog, in 1938 en 1940, kwamen daar twee betonnen torens bij met de karakteristieke diabolovorm; beide 45m hoog. In 1948 en 1956 volgden nog drie hogere torens: van resp. 60, 60 en 65m.  Ook de fabriek zelf moest keer op keer uitbreiden om aan de snel stijgende vraag naar stroom te voldoen. Vaak waren investeringen nog niet eens afgeschreven voor alweer uitbreiding van de capaciteit nodig was.  

In 1951 volgt overname van de TCS door de NV Elektriciteitsfabriek de IJsselcentrale, het in 1911 gestichte energiebedrijf van Zwolle, Deventer en Zutphen. Deze maatschappij krijgt in 1955 ook een centrale in Zwolle, in de buurtschap Harculo. De productiecapaciteit daar wordt in de jaren erna steeds verder opgeschroefd. ‘Harculo’ neemt uiteindelijk de taken van de centrale in Hengelo geheel over. 

Kolenaanvoer

De kolen voor de IJsselcentrale werden per trein aangevoerd en eerst via een zogenaamde kolen p leeg ‘gekiept’ in de bunker, de grote berg kolen naast de centrale. Zodra ze nodig waren, werden ze met de kraan weer uit de bunker geschept en via de trechter in eigen kolenwagons gestort. Deze reden dan naar het juiste deel van de centrale, waar ze weer geleegd werden in een kolen p en de kolen in het gebouw verdwenen. De IJsselcentrale had drie kolen ps. In latere jaren werden ze door transportbanden vervangen.  

Eén van de kolen pits van de TCS centrale in Hengelo rond 1950. [Bron: www.industriespoor.nl]

Sloop

De grote kolenkraan wordt al in 1982 gesloopt, nadat de stroomopwekking helemaal is overgegaan op gas en olie. Vanaf mei 1987 wordt ook de rest van de centrale gesloopt om ruimte te maken voor andere bedrijven in het industrieterrein Westermaat.